Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1214

Datum uitspraak2002-03-05
Datum gepubliceerd2002-04-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/01167
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Belastingkamer Nr. 98/01167 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH U I T S P R A A K Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid douane te Roosendaal van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, aanslagnummer A, en tegen het bij het vaststellen van die aanslag met betrekking tot de verhoging genomen kwijtscheldingsbesluit. 1. Ontstaan en loop van het geding De naheffingsaanslag is opgelegd tot een bedrag aan belasting van personenauto's van fl. 29.779,= met een verhoging - na gedeeltelijke kwijtschelding - van 25% van dat bedrag of fl. 7.444.,75. Na tijdig daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak het bedrag van de enkelvoudige belasting gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil. Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 80,=. De Inspecteur heeft het beroepschrift bij vertoogschrift bestreden. Met toestemming van de Voorzitter heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in raadkamer op 14 november 2001. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer mr. B, als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heer C, echtgenoot van belanghebbende, en de Inspecteur. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan met, zonder bezwaar van de Inspecteur, 5 bijbehorende bijlagen aan het Hof en aan de Inspecteur overgelegd. 2. Vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende, gehuwd buiten gemeenschap van goederen met de heer C, woonde ten tijde van na te melden controle met twee van de drie uit dat huwelijk geboren kinderen op het adres A straat 1 te Y in Nederland. Zij is daar gaan wonen vanaf haar emigratie van Aruba naar Nederland in 1990, terwijl haar genoemde echtgenoot toen uit Aruba rechtstreeks is geëmigreerd naar Duitsland. Hij heeft aldaar als verkeersvlieger bij E, een dochteronderneming van F, met als thuisbasis G een vaste dienstbetrekking aanvaard. 2.2 Op 14 juni 1992 is belanghebbende door ambtenaren van de douanepost H aangehouden en gecontroleerd. Hierbij is geconstateerd dat zij van de openbare weg in Nederland gebruik maakte met een personenauto van het merk Honda, type I met een Curaçaose kenteken . Van deze overtreding is belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan. Van de gelegenheid haar daarbij geboden om binnen twee weken die auto met vrijstelling in te voeren heeft zij toen gebruik gemaakt. Voor die auto werd op 6 maart 1993 een voorwaardelijke vrijstelling van belasting afgegeven onder kenteken J1. 2.3. Op de dag van na te melden controle was één van de twee personenauto's van belanghebbende met Nederlands kenteken voor reparatie bij de garage, belanghebbendes echtgenoot voor zijn werkzaamheden naar Schiphol en wel niet met zijn Mercedes met Duits kenteken maar met de andere personenauto met Nederlands kenteken, uit vrees voor diefstal van dan wel inbraak in die Mercedes op Schiphol, en heeft belanghebbende met die Mercedes haar dochter en een vriendin, die aan het schaatsen waren terwijl het stevig vroor, opgehaald, omdat de ouders van die vriendin daartoe in de onmogelijkheid verkeerden. 2.4. Op 4 februari 1996 is belanghebbende door ambtenaren van de douanepost K, vestiging H, te Y tijdens haar rit als onder 2.3 vermeld aangehouden en gecontroleerd. Hierbij werd geconstateerd dat belanghebbende gebruik maakte van de openbare weg in Nederland met een personenauto van het merk Mercedes, type L, met het Duitse kenteken M1. 2.5. Op 22 mei 1996 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de douanedienst H tussen enerzijds de heren N en O van de douane en anderzijds, voor belanghebbende, voornoemde echtgenoot van belanghebbende, de heer C, en de gemachtigde van belanghebbende van destijds, de heer P, administratief medewerker van het administratiekantoor Q BV. te R. 2.6. In een in kopie als bijlage 2 bij het beroepschrift behorende brief van 3 juni 1996 schrijft de heer S, van de eenheid Particulieren T, vestiging H, aan genoemde heer P onder meer het navolgende. "Op 22 mei 1996 heeft u samen met uw client, C, A straat 1 te Y, een onderhoud gehad met N en O van de Belastingdienst/Douane. U heeft gediscussieerd over de fiscale woonplaats van uw client. Deze discussie heeft niet geleid tot een eensluidend standpunt. Met U is afgesproken de fiscale woonplaats van uw client te bepalen op grond van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Waar iemand woont wordt naar omstandigheden beoordeeld (art 4 AWR). Teneinde een inzicht te krijgen in de feitelijke omstandigheden van uw client verzoek ik u een antwoord te geven op onderstaande vragen: * Welke nationaliteit heeft uw client? Kunt u een copie van het paspoort meezenden? * Waar is de werkgever van uw client gevestigd? * Houdt uw client i.v.m. zijn werkzaamheden voor deze werkgever een woning in het buitenland aan? Zo ja, wat is het adres? Betreft het een huur- of koopwoning? Kunt U betalingsbewijzen van de huur- of aankoopprijs toesturen? Is de woning door uw client van meubilair voorzien of huurt hij een gemeubileerde ruimte? Beschikt uw client in deze woning over een telefoonaansluiting? Kunt u de betalingsbewijzen meesturen? Graag ontvang ik de nota's van de nutsbedrijven ter inzage? Staat uw client op dit adres ingeschreven in de bevolkingsadministratie? Kunt u hiervan een verklaring van de gemeentelijke autoriteiten toesturen? Is uw client in het bezit van een verblijfsvergunning? Kunt u een copy meesturen? * Wat is de reden dat uw client deze woning ter beschikking heeft? * Is uw client door zijn werkgever verplicht een woning in de nabijheid aan te houden? Zo ja, kunt u dit bevestigen door een verklaring van de werkgever? * Hoe vaak en wanneer verblijft uw client doorgaans in deze woning? * Op welk adres verblijven de echtgenote en de kinderen van uw client? Hoe vaak en wanneer verblijft uw client doorgaans op dit adres? Wat is de reden dat uw client de woning in Nederland aanhoudt? * Op welke school gaan de kinderen? * Zijn de echtgenote en de kinderen lid van verenigingen? Zo ja, van welke verenigingen en waar zijn zij gevestigd? Is uw client lid van één van deze - of andere verenigingen? Zo ja, van welke en waar zijn zij gevestigd? Kunt u betalingsbewijzen van de contributie's toesturen? * Is uw client, zijn echtgenote of de kinderen geabonneerd op een dag-, week-, maandblad of tijdschrift? Zo ja, welke? Op welk adres worden deze bladen bezorgd? Kunt u de betalingsbewijzen van de abonnementen meesturen? * Waar koopt uw client zijn vrijetijdskleding? Kunt u van de aankoop betalingsbewijzen meesturen? Waar wordt de kleding van uw client gewassen? * Wie is de huisarts van uw client? * Waar is uw client verzekerd voor ziektekosten? Kunt u een copy van de verzekeringspolis toesturen? * Bij welke bank(en) heeft uw client een rekening? Waar bewaart uw client de giro- en/of bankafschriften? Op welke rekening wordt het salaris van uw client overgemaakt? Van welke rekening voorziet het gezin in haar levensonderhoud? Is uw client in het bezit van een credit card? Zo ja, kunt u credit card-afrekeningen van 1995 meesturen? * Zijn uw client en zijn echtgenote in het bezit van een auto? Wat is/zijn de kenteken(s) van deze auto('s)? kunt u een afschrift van de verzekeringspolis(sen) toesturen? Op wiens naam staan of staat de auto voor de Houderschapbelasting? * Is uw client naast genoemde vermogensbestanddelen nog in het bezit van enig vermogen (positief of negatief)? Zo ja, kunt u dit vermogen benoemen?". 2.7 Na verleend uitstel heeft de heer P voornoemd bij brief van 5 december 1996 op de onder 2.6 genoemde vragenbrief het volgende geantwoord. "Met onze excuses voor de zeer vertraagde beantwoording van uw brief doen wij u hierbij de betreffende gegevens met bijlagen toekomen. - cliënt heeft de Nederlandse nationaliteit. bijlage 1 Cliënt verblijft reeds langdurig (ca. 20 jaar) in het buitenland. - Werkgever van cliënt is gevestigd in Duitsland, G. - Client verblijft in een huurwoning T straat 1 U Duitsland, welke door hem is gemeubileerd. De huurprijs wordt door hem contant betaald en is inclusief electra, water en gas. Cliënt beschikt over telefoon - G.S.M. in Duitsland. bijlage 2 Cliënt staat ingeschreven in de bevolkingsadmini- stratie Duitsland bijlage 3 Cliënt is in het bezit van een verblijfsvergunning van Duitsland bijlage 4 - Reden dat cliënt deze woning huurt is dat hij in Duitsland bij een Duitse werkgever is gaan werken waarbij hij zowel door de werkgever als door de Duitse wet verplicht is geworden tot het hebben van een vaste woonplaats in Duitsland bijlage 5 - Echtgenote en kinderen van cliënt verblijven in Nederland, A straat 1 te Y. Cliënt zelf verblijft hier onregelmatig en zeer beperkt voor bezoek, namelijk afhankelijk van zijn dienstrooster. Cliënt houdt geen woning in Nederland aan en is in Duitsland en niet in Nederland ingeschreven. De woning is reeds door zijn echtgenote van diens moeder aangekocht, (ouderlijke woning) voordat zijn echtgenote reeds in Nederland was gevestigd. - De kinderen gaan in V op school, Wcollege. - Cliënts echtgenote is geen lid van verenigingen. De kinderen zijn lid van de tennisvereniging te Y. Cliënt zelf is op verzoek van de kinderen hier eveneens lid van, edoch heeft hij geen enkele maal gespeeld. - Er is een abonnement op de Telegraaf ten behoeve van cliënts echtgenote en een abonnement op de Donald Duck ten behoeve van cliënt kinderen. - Cliënt koopt zijn vrije-tijdskleding in Duitsland. bijlage 6 Deze kleding wordt voornamelijk gewassen in Duitsland en in hotels en bij verblijf in Nederland. - Huisarts van cliënt is de vliegmedisch arts in X, Duitsland. - Cliënt is verzekerd in bij een nederlandse maatschappij voor ziektekosten. De collectieve verzekering is afgesloten op de Antillen (Curacao) en is vanuit Duitsland individueel voortgezet. De polis omvat werelddekking. bijlage 7 - Cliënt heeft zowel in Nederland als in Duitsland een bankrekening. De afschriften worden in beide landen bewaard. Cliënts salaris wordt gestort op de Duitse rekening, waarvan wordt overgeboekt naar Nederland ten behoeve van echtgenoten en kinderen alsmede voor financiële verplichtingen. Cliënt is in het bezit van creditcards. bijlage 8 - Cliënt is in het bezit van een auto met kenteken en verzekering te zijnen naam namelijk Mercedes M1 verzekerd in Duitsland. bijlage 9 Echtgenote is in het bezit van twee auto's te haren naam en verzekerd in Nederland n.l. type I J1 en Visa bijlage 10 - vermogensbestanddelen volgens aangifte 1995. Overigen: Cliënt is rechtstreeks van Curacao naar Duitsland verhuisd. Cliënt is gebonden aan de eisen en voorwaarden gesteld door zijn werkgever en de Duitse wet, welke bij niet nakoming het risico inhoud van baanverlies. Volgens informatie in Duitsland is cliënt enkel en alleen daar belastingplichtig en is zijn onregelmatig, beperkt, verblijf in Nederland bij vrouw en kinderen niet relevant, zelfs niet indien de woning zijn eigendom zou zijn en niet van zijn echtgenote. Voorts merkt cliënt nog op, dat hij gehuwd is met het opmaken van huwelijkse voorwaarden, zodat de vermogensbestanddelen tussen hem en zijn echtgenote zijn opgesplitst naar ieders eigendom. bijlage 5.1 5.2 5.3 Cliënt gaat er nog steeds vanuit dat hij zijn woonplaats in Duitsland heeft en hij zodoende in Duitsland belastingplichtig is, wat ook blijkt uit de ingehouden Loonsteur op zijn loon. Zodoende is derhalve Duitsland, U als zijn fiscale woonplaats aan te merken. Mocht u op grond van vorenstaande voornemens zijn negatief te beslissen verzoekt ondergetekende u eerst mondeling gehoord te worden. Opmerking: Cliënt wijst er tevens op, dat hij door werkgever en Duitse wet verplicht gesteld werd om met duits kenteken te rijden, en zodoende nooit vanwege fiscaal of financieel oogpunt een auto met een Duits kenteken bezit/bezat. Voorts wijst cliënt erop, dat zijn echtgenote nooit betaalde hypoteekrente met de Nederlandse belastingdienst heeft kunnen verrekenen, daar hijzelf in Duitsland belastingplichtig is. (...) Tenslotte merken wij namens cliënt nog op, dat hij normaliter nooit en te nimmer belastingaangifte van inkomen en vermogen in Nederland had hoeven doen, daar hij niet in Nederland was/is ingeschreven. (...) Bijlage 1 copie paspoort 2 copie betalingsbewijs G.S.M. 3 copie inschrijving bevolkingsregister 4 copie verblijfsvergunning 5 copie werkgeversverklaring 6 copie kledingaankopen 7 copie ziekte kostenpolis 8 copie creditcard afrekeningen 9 copie verzekeringspolis auto/kenteken (man) 10 copie verzekeringspolis auto's/kenteken (vrouw) 11 copie overige relevante bescheiden". 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen 3.1. Ter zitting zijn partijen desgevraagd tot overeenstemming gekomen over de navolgende geschilomschrijving. 3.1.1. Is tijdens de bespreking, vermeld onder 2.6, door de Inspecteur een uitlating gedaan welke is op te vatten als toezegging dat, indien belanghebbendes echtgenoot zijn woonplaats in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in Duitsland had, het gebruik van belanghebbende van de Mercedes als vermeld onder 2.3 en 2.4 diende te worden aangemerkt als incidenteel gebruik, bedoeld onder 3.3 in de Memorie van toelichting bij het wetsontwerp Belasting van personenauto's en motorrijwielen, en vermeld in Vakstudie Nieuws 1992, punt 3, bladzijde 3112? 3.1.2 Dient bij bevestigende beantwoording van de vorengenoemde vraag niettemin heffing van bpm plaats te vinden, zulks in verband met de sub 2.2 vermelde - eerdere - aanhouding. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de laatste vraag ontkennend; de Inspecteur stelt zich op het standpunt dat heffing van bpm in casu niet achterwege behoort te blijven. 3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Van al deze stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden aangemerkt. Partijen hebben hieraan ter zitting, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd. 3.2.1. Belanghebbende Uitsluitend op grond van de bij de bespreking, als vermeld onder 2.5, gemaakte afspraak is thans van belang of belanghebbendes echtgenoot zijn woonplaats destijds in Duitsland had. Bij die bespreking is afgesproken dat het woonplaatsonderzoek door de heer S, verbonden aan de eenheid Particulieren te T, vestiging H, zou worden verricht en dat indien dit zou leiden tot de conclusie dat de echtgenoot van belanghebbende in Duitsland woonde, het gebruik dat door belanghebbende op 4 februari 1996 van de Mercedes werd gemaakt als incidenteel zou worden aangemerkt. Dat een eerdere waarschuwing heeft plaatsgevonden wordt door belanghebbende bestreden. De aanhouding en controle op 14 juni 1992 tijdens het rijden met de personenauto met een Curaçao's kenteken is van geheel andere aard. Voor die auto gold automatisch een vrijstelling. Belanghebbende heeft onder protest aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende wenst zo nodig door het aanbod van getuigen te bewijzen dat tijdens de bespreking de afspraak is gemaakt dat voor het geval het woonplaatsonderzoek zou uitwijzen dat de echtgenoot van belanghebbende zijn woonplaats in Duitsland had, het gebruik dat belanghebbende op 4 februari 1996 van de Mercedes maakte als incidenteel zou worden aangemerkt. Aan de woonplaats van belanghebbendes echtgenoot zijn ook nadelen verbonden, zoals het niet aftrekbaar zijn van de rente van de hypothecaire lening voor de aankoop van de woning voor belanghebbende en de kinderen. 3.2.2. De Inspecteur De pleitnota van belanghebbende gaat over het incidenteel gebruik. Indien de daarop betrekking hebbende regeling al van toepassing zou zijn, dan alleen voor diegene die niet beter had kunnen weten. Daarvan is hier geen sprake. Belanghebbende is in 1992 gewaarschuwd. Weliswaar gold toen nog niet het waarschuwingsbeleid zoals dat thans geldt, maar, omdat voor belanghebbende de verhuisboedelvrijstelling van toepassing zou zijn, is haar geen naheffingsaanslag opgelegd maar is zij alsnog in de gelegenheid gesteld die auto met een voorwaardelijke vrijstelling van belasting in Nederland in te voeren, van welke gelegenheid belanghebbende gebruik heeft gemaakt. Tevens is daarbij met een waarschuwing volstaan. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. De sub 2.7 vermelde door belanghebbende verstrekte gegevens, waarvan de juistheid door de Inspecteur niet, althans onvoldoende, is weersproken, wettigen het vermoeden dat belanghebbendes echtgenoot op 4 februari 1996 zijn woonplaats in Duitsland had; de Inspecteur heeft dit vermoeden niet ontzenuwd. 4.2. Bij afweging van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld acht het Hof aannemelijk, dat tijdens de bespreking op 22 mei 1996 door de Inspecteur een toezegging als vermeld sub 3.1.1 is gedaan. Derhalve mocht belanghebbende erop vertrouwen, dat het sub 2.3 en 2.4 vermelde gebruik van de openbare weg in Nederland met de onderhavige, van een niet hier te lande geregistreerd kenteken M1 voorziene, Mercedes als "incidenteel" zou worden aangemerkt, waarmee partijen kennelijk hebben bedoeld dat dit gebruik niet tot heffing van bpm zou leiden. 4.3. Aan het sub 4.2 gegeven oordeel kan de sub 2.2 vermelde aanhouding van belanghebbende op 14 juni 1992 niet afdoen; die aanhouding was immers bij partijen bekend, en heeft de Inspecteur er niet van weerhouden tijdens de bespreking op 22 mei 1996 vorengenoemde toezegging te doen. 4.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan belanghebbende is; de bestreden uitspraak en de aanslag kunnen niet in stand blijven. 5. Proceskosten Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2,5 punt maal f. 710,-- maal wegingsfactor 1,5,ofwel f 2.662,50 (€ 1.208,19). 6. Beslissing Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van f. 80,-- (€ 36,30), veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van f. 2.662,50 (€ 1.208,18) en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden. Aldus vastgesteld op 5 maart 2002 door A. Bijlsma, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Aangetekend aan partijen verzonden op: 5 maart 2002 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.